medische zorg/transport van de gewonden

De "casuality evacuation chain" de totale evacuatieketen die een gewonde soldaat kan doorlopen wordt in onderstaand schema weergegeven.

De gewonde soldaat kon in dit schema 3 zones passeren:

1) de collecting zone: het slagveld met het gebied direct daaraan grenzend. Vanuit de meest vooruit geschoven posten, de regiments hulp/verband posten kwamen de gewonden via de "advanced" en "main" dressing stations uiteindelijk in de CCS's, de Casuality Clearing Stations. Hier moest een keuze gemaakt worden: a) behandelen, verplegen en terugsturen naar het front of b) doorsturen via de

2) evacuation zone met als voornaamste transportmiddel de ambulance treinen. Hiermee werden de gewonden overgeplaatst naar de basis (base) hospitalen en naar hospitaalschepen in de diverse havens. Hiermee kwam de gewonde terecht in de

3) distribution zone en kon verder "blighted"  in Engeland genezen van zijn wonden.

De eerste behandeling van wonden, speciaal als dit gepaard ging met veel bloedverlies/shock, moest plaatsvinden in de vooruitgeschoven locaties.  Vaak duurde het nog lang voordat evacuatie naar achteren plaats kon vinden.

In het verloop van de oorlog was er wel vooruitgang in de behandeling met vocht vervangende middelen bij bloedverlies. Aanvankelijk werden de steriele infuus vloeistof (fysiologisch zout) ter plekke gemaakt met alle gevaren van dien, later werden dit soort infuusvloeistoffen onder betere condities geprepareerd in de basis hospitalen en vandaar naar de frontlinie posten gezonden.

Over bloedtransfusies tijdens WO1:

1901: Landsteiner ontdekt de bloedgroepen.

1914: Ontdekt dat citraat het bloed onstolbaar maakt, en is daarmee geschikt voor transfusies, eerste bloedtransfusie uitgevoerd in Buenos Aires.

1917: Met het invoeren van een eenvoudige kruistest kwam, mede door toedoen van militaire artsen uit de USA en Canada kwam de bloedtransfusie, hoewel sporadisch, op gang. Aanvankelijk werd getransfundeerd van persoon naar persoon. Door toedoen van kapitein arts Oswald Robertson werden de eerste bloedbanken opgezet. (Pas in WO II werd op grote schaal gebruik gamaakt van de bloedtransfusies).

Wondinfecties met tetanus en gasgangreen kwamen in de hospitalen en tijdens de treintransporten veel voor. Uitvoerige chirurgische debridement was de enige zinnige behandeling bij dit soort wonden.

In het begin van de oorlog waren de wonden gemiddeld nog niet zo uitgebreid als later toen de artillerie met granaten en shrapnel een veel grotere rol gingen spelen. Uiteindelijk veroorzaakte dit soort wapentuig 61% van de wonden. Een wond door een bajonetsteek kwam maar in 0,3% van de gevallen voor.

Bij de hospitaalopnames namen ziekten die niet direct door oorlogsgeweld werden veroorzaakt daarnaast een grote plaats in (60%). Hiervan stierf 1%, oorlogswonden gaven een sterfkans van 8%.

Verder: per 1000 casualities: 18,1 venerische aandoeningen en 12,7 met trenchfeet.

Vaak zijn de locaties van de CCS's nog gemarkeerd door een war cemetery.

Fracturen onderbeen: aanvankelijk stierf 80% van de soldaten aan de gevolgen van een gebroken onderbeen, in 1916 overleefde 80% mede dankzij een verbeterde fixatie met een splint (Thomas splint).

De organisatiestructuur, in bijzonder de medische dienst:

De eenheden:

Bataljon: met een HQ (Head Quarter) in een dugout/versterkte boerderij of iets dergelijks

Brigade: (4 bataljons), met een HQ: wat meer nog naar achteren

Divisie: (3 brigades), HQ in een stad, verder naar achteren, buiten de shell range

Corps: (2-4 divisies), HQ in een stad

Army: (2-4 corpsen), HQ in een chateau 

Medische dienst: de hoogste baas: de GDMS (general director medical service), een general surgeon.

In het HQ van het legercorps zit ook de DSM (director medical service): onder hem vallen: de CCS’s en de mobiele laboratoria, hij is verantwoordelijk voor de “clearing” van de hospitals door de motor ambulance konvooien en hospitaal treinen.

Corps: de leiding berust bij de DDMS (deputy director medical service): een kolonel

Divisie: (hieronder vallen: 3 field ambulances en één CCS), op afstand zijn er meestal 2 base hospitalen. De leiding berust bij een ADMS (assistant director medical service); deze is verantwoordelijk voor: fieldambulances, evacuatie gewonden naar de CCS’s als deze divisie in de vuurlijn ligt en de MO ( medical officers) van de bataljons, sanitary sections.

Gedurende een veldslag worden de gewonden verzameld door de regiments stretcher dragers en naar de hulpposten gebracht (dressing en advanced dressing stations). Een gewonde soldaat die kan lopen: gaat op eigen gelegenheid via de communication trenches naar de dressing stations. 

In elke divisie bevindt zich ook een sectie voor de controle van de algemene gezondheidstoestand in de regio (testen drinkwater, controle badhuizen, typhus controle). 

De route van een soldaat die zich ziek meld (buiten de gevechten om): via de MO van het bataljon, advanced dressing station, ligt ongeveer een mijl achter de frontlijn trenches en is bereikbaar voor motor ambulances. De advanced dressing stations zijn te beschouwen als een vooruitgeschoven post van de field ambulances (medical supervisor:ADMS).