maas argonne offensief in1918

De Argonnen is een beboste heuvelrug in Noord-Frankrijk tussen Aisne en Maas, ruim 300 m hoog; het gaat in het westen over in de laagvlakte van Champagne en in het noorden in de Ardennen.

De Argonnen werden in de op 4-5 september 1914 door het 5de Duitse leger zonder noemenswaardige tegenstand doorkruist, dit gebied werd echter na de Slag aan de Marne vanaf 28 september het toneel van een verbeten stellingenoorlog. De felste gevechten vonden plaats in december 1914 (heuvels ten zuiden van Varennes en de hoeve Four de Paris) en in juni/juli 1915 (La Harazée, heuvel La Fille Morte). Het woud werd volledig verwoest.

Doorgetrokken rode lijn: de situatie op25 september 1918. De lijnen daarna geven achtereenvolgens weer de situatie op:

26 september, 3 oktober, 1 november, 3 november en de situatie bij de wapenstilstand op 11 november waarbij Sedan zojuist door de Fransen was ingenomen (blauwe lijn).

Deze Slag in de Argonnen, of Maas-Argonne-offensief (26 september tot aan de wapenstilstand met twee langere gevechtspauzes in oktober) werd voor de Amerikanen eigenlijk alleen maar een succes door de overweldigende inzet aan mankracht. De soldaten waren voor het merendeel groentjes. De coördinatie tussen infanterie en artillerie was slecht en de kennis van het terrein liet te wensen over. Sommige Amerikaanse aanvallen ontaardden in een bloedbad. De mannen rukten op in golven, schouder aan schouder. Aan het eind van de aanval was soms alleen nog de bevelvoerend officier over. Daardoor raakte men vaak aangewezen op de moed en het doorzettingsvermogen van een enkeling. Van tactiek was nauwelijks sprake. Na enkele weken waren de verliezen zo hoog opgelopen, dat duizenden niet meer de moed konden opbrengen verder te gaan, en zich van hun eenheden verwijderden. Deserties bereikten een zulk bedenkelijk niveau, dat Pershing, de Amerikaanse opperbevelhebber, in een vertrouwelijke brief aan een divisiecommandant, die zojuist zijn troepen in de strijd had geworpen, schreef dat de officieren alle maatregelen die nodig waren moesten treffen, waaronder het fusilleren van deserteurs, om aan deze toestand een eind te maken. Ten einde de effectiviteit van het leger te verhogen, verving Pershing daarop een korpscommandant, drie divisiecommandanten en verscheidene brigadecommandanten, en half okt. droeg hij zijn eigen commando over het 1ste leger over aan Liggett.

Generaal George C. Marshall (1880-1959), de latere politicus, die beroemd werd door het Marshallplan, keek er in zijn memoires als volgt op terug:

"Dagelijks werden bij het Maas-Argonne-offensief officieren benoemd om de verliezen te compenseren, die maar voor een deel aan de vijand konden worden toegeschreven. Dikwijls kregen ze een taak opgedragen in een situatie, die zich slechts als hopeloos laat omschrijven. Bovendien gunde men zich zelden tijd om zich in alle rust een beeld te vormen van de frontposities. Er moest gehandeld worden, en dikwijls direct. En gewoonlijk was de volgende morgen al weer een nieuwe aanval noodzakelijk."

Liggett gebood zijn nieuwe staf, alles te doen, om van vroegere fouten te leren, en inderdaad trad bij de laatste aanvallen in november een verbetering op. Volgens Liggett waren de troepen thans "beproefd in de strijd", en gingen steeds beter functioneren.

Bij het Maas-Argonne-offensief werden meer dan 1,2 miljoen Amerikaanse soldaten ingezet. De verliezen bedroegen ongeveer 120.000 man aan doden, gewonden en gevangenen, de Duitseverliezen waren ongeveer 100.000 man.

Lit.: Duppler, Jörg / Gerhard P. Gross: Kriegsende 1918. Ereignis, Wirkung, Nachwerkung (1999); Meyers Lexikon (1930).